zaterdag 31 oktober 2015

Luisteropdracht 

Je kan op verschillende manieren bezig zijn met muziekles voor kinderen, Een van die dingen is een luisteropdracht, waarbij de kinderen naar de muziek gaan luisteren. Het doel van de luisteropdracht is om de kinderen zo goed en actief mogelijk te laten luisteren.

Ik heb ook een luisteropdracht bedacht voor de bovenbouw. hiervoor maak ik gebruik van het stappenplan in het boek 'nieuw geluid'. Dit stappenplan is een hulpmiddel om een luisteropdracht te ontwerpen. Voor mijn luisteropdracht heb ik het volgende lied uitgekozen:

Johann Strauss II - The Blue Danube Waltz 



Stap 1: 

Klank:
Ik heb voor dit lied gekozen omdat er verschillende soorten klankkleuren inzitten, je hoort verschillende klankbronnen. De klankduur is wisselend, dan gaat het langzaam en dan versneld het weer. In de melodie hoor ik hoge en lagere klanken. En je hoort dat de tonen hard en zacht zijn, dus de klanksterkte hoor je ook in het lied.

Vorm:
Het is een klassiek muziekstuk. Waarin herhaling voorkomt, maar ook variatie en contrast. Je hoort in een aantal stukken steeds hetzelfde. Maar je hebt ook een paar stukken uit verschillende onderdelen, dus die totaal anders zijn. En er zit variatie in. Je hebt een paar delen waarin een kleine afwisseling/variatie is te horen. 

Betekenis:
Je kan de betekenis in dit lied goed invullen (wat voel je hier bij? Wat zie je voor je?). Als ik naar het lied luister word ik vrolijk en ik word er ook erg rustig van. Mij doet het lied op bepaalde momenten ook aan een pretpark denken, door de vrolijke muziek. Je kan je emotie goed kwijt in het lied. Iedereen kan een ander gevoel hebben bij het lied, juist ook omdat er zoveel verschillende tonen in de melodie zitten. 

Ik wil de analytische en creatieve luisterstijlen  bij de kinderen stimuleren.

Stap 2: 

De kinderen kunnen op verschillende manieren luisteren naar het lied. Ik denk dat de kinderen gaan luisteren naar klank (hoogte, duur, kleur, sterkte). Ik denk dat de meeste kinderen creatief zullen luisteren. Dus dat ze een beeld  voor zich hebben, of er een verhaal bij hebben bedacht. Je kan soms ook een bepaalde emotie bij de kinderen zien. De een kijkt heel blij, en de ander juist weer bedroeft. De kinderen ontdekken dat muziek iets betekend. Dat ze er een bepaalde emotie bij hebben.

Stap 3: 

De volgende opdracht wil ik koppelen aan het muziekstuk:

De kinderen gaan eerst luisteren naar het lied. Dan gaan ze daar vragen over beantwoorden
(analytisch). Vragen zoals: wat voor vorm hoor je in het lied (herhaling, variatie, contrast)? Welke instrumenten hoor je? Waar gaat de muziek harder? Ik laat een klein stukje van het lied horen en de kinderen steken hun hand omhoog wanneer de melodie harder gaat.
Daarna gaan de kinderen een tekening maken bij het muziekstuk. Ze verwerken in de tekening een emotie, of waar ze aan denken als ze het lied horen. Bijvoorbeeld onder stap 1 heb ik mijn betekenis bij het liedje uitgelegd, dat het mij doet denken aan een pretpark. In de tijd dat de kinderen aan het tekenen zijn, speel ik het lied telkens opnieuw af. Dit doe ik zodat de kinderen het lied kunnen blijven horen en zo een emotie en een verhaal bij het lied op papier kunnen zetten.

Stap 4: 

De kinderen gaan het muziekstuk eerst analyseren door middel van vragen te beantwoorden. Daarna creëren ze een beeld bij het lied. Ze denken creatief. Ze zien een beeld, verhaal en emotie voor zich. Ze denken ergens aan als ze het lied horen. En dat beeld noteren/tekenen ze op een papier.

Stap 5:

Mijn didactische werkvorm is bij de analytische luisterstijl 'vragen stellen'. En bij de creatieve luisterstijl gebruik ik het construeren van beelden. Ze maken een tekening van het muziekstuk. Dit stimuleert en brengt het luisterproces op gang.

Stap 6: 

Coöperatief leren is samenwerkend leren. Ik maak hier geen gebruik van, omdat ik wil dat de kinderen juist zelf naar het lied gaan luisteren. En ik wil dat ze hun eigen emotie of verhaal waar ze aan denken kunnen uiten.

Stap 7:

Ik open de muziekles door een Xylofoon mee te nemen. Ik vraag eerst aan de kinderen wie er weet hoe dit muziekinstrument heet. Dan speel ik er verschillende tonen op. Ik vraag wat hoger en lager is. En welke toon is harder en zachter. Ook vraag ik wat de kinderen in de korte melodie horen die ik op de Xylofoon speel (herhaling, variatie, contrast). Ik laat een paar kinderen zelf een toon spelen en er een vraag bij bedenken (ik kan ze met die vraag ook helpen), en de rest van de klas luistert en antwoordt op de vraag.

Een Xylofoon die ik gebruik voor mijn opening. 


Stap 8: 

Als de kinderen hun emotie of verhaal op papier hebben getekend ga ik het met de kinderen nabespreken. Ik vraag aan de kinderen: Wat heb je getekend? Wat voor beeld/verhaal zie je voor je? Wat voor emoties heb je bij het lied? De kinderen laten hun tekening zien en geven antwoordt op de vragen.

Stap 9:

Ik heb mijn vader en moeder de opdracht laten uitvoeren. Om te kijken waar zij aan denken bij het lied, met welke emotie en verhaal. Mijn ouders konden de vragen beantwoorden. Ze weten wanneer het hoger of lager gaat en ze horen dat er veel herhaling in het lied zit.

Ze hebben allebei een tekening gemaakt.

Mijn vader zag een theater voor zich. De theatervoorstelling van het zwanenmeer, waar hij vroeger als 14 jarige jongen naartoe ging met school. Hij vond het toen een beetje saai, maar toch is het blijven hangen. Mijn vader heeft een beeld waar die aan dacht getekend vanuit zijn ervaring van vroeger, wat hij echt heeft meegemaakt.

Mijn moeder zag een balletvoorstelling voor zich. Op een gegeven moment gaan ze helemaal los, en ze ziet vogels en zwanen in de muziek. Er komen steeds meer ballerina's bij en dan gaan ze de wals dansen en dat wordt begeleid door een prachtig orkest. Mijn moeder heeft een beeld waar ze aan dacht getekend vanuit haar fantasie.

Hieronder zie je de tekeningen die mijn ouders hebben gemaakt. Ze hebben dit in een korte tijd getekend (5 minuten), maar het ging mij erom dat ik kon zien dat ze de opdracht konden uitvoeren, en niet dat het een prachtige tekening werd. Ik vond dat ze het goed hadden gedaan. En ik vond het leuk om de verschillen te zien, hoe ze aan de slag gingen met de opdracht.

Mijn ouders vonden het een leuke opdracht om te doen. Ook leek het hun een leuke opdracht om met de kinderen te doen. Zo luisteren de kinderen actief naar het muziekstuk, en leren ze dat muziek wat betekend


Tekening van mijn moeder. 

Tekening van mijn vader. 



Stap 10:

Ik heb in stap 9 mijn bevindingen besproken met mijn ouders. Alles was verder positief.




vrijdag 30 oktober 2015

Muziek, grafische partituur 

Mijn grafische partituur. 


De opdracht
Een grafische partituur maken voor de bovenbouw. Een grafische partituur is een muziekstuk dat met plaatjes en andere tekens wordt weergegeven in plaats van het traditionele notenschrift. 

Ik heb zelf een grafische partituur gemaakt. In mijn partituur heb ik er een aantal plaatjes bij gebruikt. Dit hoeft niet, maar ik heb hier bewust voor gekozen omdat ik het er dan leuker vind uitzien. Voor kinderen is dit ook het geval, ze moeten er ook zin in hebben om te doen en door de plaatjes erbij ziet het er een stuk leuker uit om te doen. De partituur bestaat uit vier regels. 
Ik heb verschillende klanken, vormen en betekenis in mijn grafische partituur (het KVB-model). Ik heb het model op de volgende manier toegepast in mijn partituur:


Doel (domeinen): De kinderen spelen de grafische partituur en horen daardoor de klank en vorm van de partituur.

Klank
Je ziet in de partituur hoogte. Dat zie je terug bij het eerste stuk met het plaatje van de poes (tik, tak). Hier zie je tik (hoog) en tak (laag). Je kan dus duidelijk een verschil zien. Maar ook komt de klankduur terug. Tik en tak is een kortere klankduur dan ZZZzzzzz. En je ziet een klanksterkte in de partituur. Bij het plaatje van de twee handen die klappen zie je dat goed terug. Er staat vier keer het woord 'klap'. De eerste twee keer klap je zachter dan de laatste twee keer. De laatste twee keer klap je harder. Dit kun je zien aan de woorden die ik groter gemaakt heb. En de kinderen gebruiken verschillende klankkleuren. De kinderen maken verschillende klanken met hun stem, en gebruiken daar verschillende eigenschappen van hun stem in die de klanken onderscheidt.   

Vorm
Er zit herhaling in mijn grafische partituur. Dit zie je in de eerste regel (tik, tak). Maar ook in de laatste regel bij bijvoorbeeld het klappen. Je komt de herhaling in de partituur op meerdere plekken tegen. Er zit ook contrast in. Je kan goed zien dat mijn partituur uit verschillende onderdelen bestaat. Elke regel, en elk stukje is anders. Er zit minder variatie in. Variatie is een kleine afwisseling. Dus dan heb je bijvoorbeeld dezelfde melodie maar dan moet je daar iets anders doen (ander symbool). Je ziet dat een beetje in het gedeelte van 'zzzz' en de kaarsjes die je uitblaast. De melodie is daar bijna hetzelfde, alleen is het gedeelte van de kaarsjes van zacht naar hard en het gedeelte van 'zzzz' is van hard naar zacht. Het gedeelte van de kaarsen en de vis is wel allebei van zacht naar hard maar dan is het ene gedeelte weer korter dan het andere. Kortom, variatie zit er niet echt in.  

Betekenis
Kinderen kunnen anders tegen de grafische partituur aankijken. Ze kunnen bijvoorbeeld het gedeelte van het plaatje van de vis anders interpreteren. Mijn partituur heeft mijn docent als voorbeeld gebruikt en daar zag ik dat bij dat gedeelte studenten zich afvroegen hoe je harder gaat. Vervolgens helpt de klas elkaar om tot een oplossing te komen. Zo werkt het ook met kinderen. Voor een paar kinderen die het onduidelijk vinden, kijken naar andere kinderen. Zo zijn we samen (sociaal) bezig om de partituur te spelen. 












GLVF Model, Beeldend onderwijs

Vak-leerinhoud: Expressie (taart en cake kleien)
Stagegroep: 5 

1. Onderwijsdoel
Na deze lesactiviteit kunnen de kinderen van groep 5:
-              Werken met de klei en de materialen die ze daarbij gebruiken (zoals spatel en prikker)
-              De betekenis van hun werk verwoorden. Ze kunnen vertellen wat voor taart of cake ze gemaakt hebben (bijvoorbeeld appeltaart, bosbessentaart of cupcake).  

2. Lesopbouw
Oriëntatie:
(1 minuut)

Ik vertel de kinderen dat we gaan kleien. En zeg dat we in het boek (alles apart, spellingsboek) het over recepten hebben gehad, daarom gaan we van klei een taart of cake maken. Het enigste wat je nodig hebt is een grijs potlood.

Uitleg/instructie:
(35/40 minuten)

Ik laat een paar voorbeelden zien op het smartboard. En zeg dat de kinderen bijvoorbeeld een appeltaart, bosbessentaart of cupcake kunnen maken. Ik vertel aan de kinderen dat ze straks een bonk klei van ons krijgen. Dat is de klei die je mag gebruiken. Ook leg ik straks per groepje verschillende materialen neer, die mag je ook gebruiken. En je krijgt straks eerst een wit blaadje. Daarop teken/schets je de taart of cake die je wilt maken. Ik vraag wat schetsen ook alweer is aan de kinderen. Je hoeft het niet in te kleuren, maar even snel schetsen, zodat wij kunnen zien wat je idee is. Aan het einde wil ik graag horen van ieder kind wat ze voor een taart of cake hebben gemaakt. Ik zeg tegen de kinderen als ze klaar zijn met de tekening, dan steken ze hun hand op en krijgen ze een bonk klei. Voordat we gaan beginnen vertel ik tegen de kinderen dat ik wil dat ze op hun plek blijven zitten, en niet zomaar gaan lopen. Dan vraag ik of er nog vragen zijn. Ik vertel dat ik zo langs loop en als de kinderen een vraag hebben dan wachten ze op hun beurt. Als je al klaar bent dan ga je aan je weektaak werken. Als laatste wil ik vertellen dat er best op fluistertoon gepraat mag worden, maar dus niet te hard. Ik kies twee kinderen uit die voor mij de witte blaadjes willen uitdelen. 

 

 
    Foto's ter inspiratie voor de kinderen.  

Wat doen de kinderen?

De kinderen luisteren naar de instructie. Ze gaan een taart of cupcake tekenen/schetsen. Daarna maken ze van klei een taart of cake. Ook stellen ze vragen. De kinderen ruimen op, en pakken de spullen voor het volgende vak.

Begeleiding:

Na mijn uitleg/instructie gaan de kinderen aan het werk. Ik deel de materialen uit. En ik loop rond om te kijken hoe de kinderen aan het werk zijn, wat ze aan het maken zijn, en of ik ze kan helpen als ze een vraag hebben. Ik deel de klei uit als de kinderen klaar zijn met de schets. Ik motiveer de kinderen, door te zeggen hoe ze aan het werk zijn en wat ik van het werk vind. Ik kijk dus zowel naar het product wat de kinderen maken als naar het proces hoe de kinderen werken.

Afsluiting:
(6 minuten)

Ik vertel dat het tijd is om te stoppen en op te ruimen. Ik vertel waar ze de klei mogen neerleggen om te drogen. Als de klei helemaal droog is dan gaan we de taarten en cakes ook schilderen. Ik zeg dat ik graag alle materialen terug op de kar wil hebben, en wijs daar een iemand per groepje van aan die dat terug brengt. Verder wil ik de klei die nog over is ook terug hebben op de kar. En ik zeg dat ik wil dat alle tafels schoon zijn. Ik geef de kinderen daar 5 minuten de tijd voor. Ook vertel ik hoe de kinderen hebben gewerkt, en dat ik hele leuke taarten en cakes heb gezien. Ik pak een paar taarten en cakes ertussenuit, die ik aan de groep laat zien. De kinderen van het werk wat ik laat zien vertellen wat ze hebben gemaakt.  

Lesovergang:
(1 minuut)

Als alles opgeruimd is laat ik ze de spullen voor het volgende vak pakken.

Vervolg:

De volgende les gaan we de taarten en cakes schilderen. Want de klei moet eerst een tijdje drogen en hard worden. Als de kinderen gaan schilderen krijgen ze een aantal kleuren, die mogen ze gaan mengen. Ik laat op het digibord een plaatje zien hoe de kinderen de kleuren met elkaar kunnen mengen, en leg dit uit. De kinderen zijn bezig met het beeldaspect ‘kleur’. Ze zijn bezig met de basiskleuren en met het mengen om de kleur te krijgen die ze nodig hebben.


Plaatje voor hoe de kinderen kunnen mengen.

Feedback van mijn stagebegeleider: 



Resultaat van mijn stageklas:

Ik heb deze les ook gegeven op mijn stage. De kinderen kwamen in de ochtend al naar me toe dat ze zin hadden in expressie en in het kleien. De kinderen gingen allemaal goed met de opdracht aan het werk. Een jongen was een tompoes aan het maken. Hij was er heel druk mee, om de tompoes glad te maken met een spatel en met zijn handen (boetseren). En een ander kind was juist weer heel druk met de details van zijn/haar taart. Bijvoorbeeld een meisje die haar naam in de taart had geschreven. De eindresultaten zijn erg leuk geworden, je ziet goed de verschillen tussen het werk van de kinderen. De een heeft meer details gebruikt, de ander donkere/lichtere kleuren en andere vormen van de taarten en cakes. Ook vond ik het leuk om te zien hoe de kinderen aan het werk waren, heel geconcentreerd, elkaar helpen en verschillende materialen gebruiken. Hier spreekt een trotse juf! Zie de foto voor de eindresultaten.


Eindresultaten van de kinderen. 

donderdag 29 oktober 2015



Als je een lied wilt aanleren aan kinderen, hebben ze daar vaak erg veel zin in. Ik heb ervoor gekozen om een uitgewerkte les te maken van het lied ‘de droomboom’. Ik heb voor dit lied gekozen omdat ik het lied altijd erg leuk vind om te zingen, en ik het lied nog ken van mijn basisschooltijd. Ik organiseer mijn les volgens het OMOKVAR model. Ook heb ik het lied ingezongen via soundcloud. Eerst geprobeerd met een karaoke versie erbij, alleen die hoor je niet zo goed. En in het andere filmpje speel ik zelf mee met gitaar. Ik speel sinds een paar weken gitaar, dus ben het nog allemaal aan het oefenen, maar ik wilde het toch even laten horen. Bij het liedje met de gitaar loopt de opname wat langer door dan de bedoeling was. Ik hoop dat ik over een poosje zo goed gitaar kan spelen, dat ik het ook in de klas kan gebruiken. Het gaat bij deze les dus vooral om het eerste filmpje. Dus ik zing het liedje met de karaokeversie mee.

OMOKVAR (muzikaal organisatiemodel)

Vak: lied aanleren, muziek (de droomboom)
Stagegroep: 5


1.Ontwerp:

Beginsituatie
De kinderen hebben het lied ‘de droomboom’ nog niet eerder gehoord. De opdracht is volgens het boek ‘eigen-wijs’ bedoeld voor groep 5-6. De kinderen hebben iedere donderdagmiddag muziek. In de vorige muziekles hebben de kinderen een lied gezongen en daarbij gelet op harde en zachte zang (klanksterkte), ze kunnen dus het verschil horen tussen hard en zacht.  Ze hebben nog moeite met hoog en laag zingen, dat kan ik in dit lied goed met de kinderen oefenen. De kinderen vinden het leuk om nieuwe liedjes te zingen

Lesdoelen
Na deze lesactiviteit kunnen de kinderen van groep 5:
(vertellen, werken)

-          de klankhoogte zingen (hoog en laag)
-          Ze kunnen  het lied ‘de droomboom’ zelfstandig zingen

Ik check mijn doel door te (observeren, nakijken, bespreken, presenteren)

Regels en afspraken
De kinderen luisteren naar de juf of meester. Ze steken hun vinger op en wachten op hun beurt. En de kinderen lopen niet zomaar door de klas.

Hoe krijg ik de aandacht van de groep
Ik spreek een paar kinderen aan, van wie ik last heb. Op deze manier zorg ik dat de klas naar mij luistert.

Welke materialen zijn nodig
Ik zorg dat het digibord klaar staat met de muziek en de tekst van het lied ‘de droomboom’
Dit is de link die ik gebruik voor de karaokeversie, ik zing in het begin zelf mee.

2. Muzikale opening en inleiding:

Bij de muzikale opening sluit ik aan bij de leeromgeving van de kinderen. Ik begin met het gesprek over het lied. Ik vraag aan de kinderen wat voor verschillende bomen ze kennen? En wat voor vruchten die bomen hebben? Wat gebeurt er als ik een vrucht van die boom in de grond stop? Maar wat gebeurt er als ik een dropje in de grond stop, of een gebakje? Ik laat de kinderen nadenken. Dan groeit er een heel bijzondere boom. Als deze boom groot is, groeien er gebakjes, dropjes, chocolaatjes aan de boom. Ik vraag aan de kinderen: en wat zou er nog meer aan de bijzondere boom kunnen groeien? Ik fantaseer met de kinderen over de naam van de bijzondere boom. Uiteindelijk zet ik de naam van de boom op het bord: de droomboom. Ik vertel dat we zo het liedje gaan zingen, maar dat we eerst onze stem gaan warm maken door in te zingen.

Ik ga een aantal inzingoefeningen met de kinderen doen. Dit hebben ze vaker in een muziekles gedaan. Ik laat de kinderen staan, als een boom. Ik zeg dat ze helemaal rechtop moeten staan, alsof ze een lange rechte boom zijn. De kinderen kennen deze opdracht om met een touwtje aan hun hooft rechtop te gaan staan. Maar ik wil bij het liedje aansluiten. Daarna zing ik het inzingliedje

Pannenkoeken eten pannenkoeken eten pannenkoeken eten pannenkoeken eten
Mmmmm
Pannenkoeken eten pannenkoeken eten pannenkoeken eten pannenkoeken eten
Mmmmm

Een variatie daarop (dezelfde melodie, maar met een andere tekst):

Binnenbanden plakken buitenbanden plakken binnenbanden plakken buitenbanden plakken fiets
en….
Binnenbanden plakken buitenbanden plakken binnenbanden plakken buitenbanden plakken fiets

Deze inzingliedjes herkennen de kinderen nog van eerdere muzieklessen. Vooral het pannenkoeken eten is vaak gezongen. Binnen banden is minder vaak aan bod gekomen, die kan je dan nog een paar keer langer en harder meezingen.

3. Kern:

Ik ga de kinderen het lied ‘de droomboom’ aanleren. Ik laat het lied eerst een keer horen, de kinderen luisteren naar het lied. Dan stel ik de kinderen een luistervraag: wat groeit er allemaal aan de hoge boom? En speel het lied nog een keer af.

Nadat de kinderen het lied twee keer hebben gehoord laat ik ze een deel van het refrein meezingen ‘krak, boem, naast mijn bed’. Daarna zingen ze het hele refrein. Dan gaan de kinderen de coupletten meezingen. Ik zing de coupletten van het lied zelf nog eens voor, daarna zingen de kinderen de coupletten zelf (aanleermethode, weggeefmethode)

4. Verwerking:

De kinderen verdiepen zich doormiddel van de volgende opdracht:
De kinderen gaan achter hun tafel en stoel staan. Ik vertel de kinderen dat de bomen overdag stijf en stil staan in het bos. Maar ’s nachts komen ze tot leven. Op de muziek van ‘Swan Lake’ bewegen de kinderen als bomen. Ik laat ze een gedeelte (ongeveer 5 minuten) van de muziek horen. Eerst trekken ze hun wortels uit de grond, dan bewegen ze hun stijve stam. Als de melodie gaat stijgen, gaan de takken langzaam omhoog. De vorige les hebben de kinderen met klanksterkte gewerkt. Nu ga ik kijken of ze dat in deze opdracht kunnen toepassen.

Link naar de muziek ‘Swan Lake’

Ik sluit de verwerking af met een kort leergesprek, met muzikale leervragen die de kinderen zelf naar voren brengen. Hoorde ik goed de overgang van zacht en hard? Wat vond ik lastig aan de opdracht?

5. Afsluiting:

Als afsluiting zingen de kinderen nog een keer het lied ‘de droomboom’. Ik zeg dat we volgende muziekles een luisteropdracht gaan doen, waar je dus net als bij het muziekstuk wat we net hebben gehoord (in de verwerking) goed moet luisteren.

6. Reflectie:
(Feedback en evaluatie)

Ik kijk samen met de kinderen terug naar de muziekles. Ik stel de kinderen de vragen: wat ging goed en wat kan beter? Wat vond je leuk/minder leuk?

Ik vertel tegen de kinderen hoe ze met de les meededen. En ik benoem wat ik goed/minder goed vond gaan. 


Reflectieformulier beeldend onderwijs

Opdrachtomschrijving: reclameposter maken van pastelkrijt
Naam student: Esmeralda Hoogendoorn


Jan en de jugendstilposter- affiche

Ken je de slaoliestijl? Die naam is in gebruik gekomen omdat Jan Toorop -een Nederlandse vormgever- aan het begin van de vorige eeuw een reclameposter maakte voor Delftse slaolie. Dat deed hij in een stijl die toen in de mode was: de Jugendstil. Als opdracht heb ik een poster gemaakt in de jugendstil.  

Component betekenis

De opdracht was om met pastelkrijt een reclameposter te maken over een product of evenement. Daarbij moest je letten op doorgaande lijnen en sierlijke lettervormen en zorgen voor variatie in krijt en kleurgebruik.
Ik zie in mijn omgeving regelmatig voorwerpen en architectuur in de jugendstil, met sierlijke bewegingen en doorgaande lijnen. Vroeger ging ik wel eens naar de kerk. Het glas-in-lood vond ik altijd erg mooi. Ook was ik van de zomer als au-pair aan het werk in een gezin in Spanje. Zij hadden in de hal een hele mooie grote vaas staan, ook met sierlijke bewegingen en lijnen erop. Ook lekker veel kleur, waar ik altijd helemaal vrolijk van werd.
Ik heb zelf een vaas getekend omdat ik dat op het plaatje die ik op internet tegen kwam er erg mooi vond uitzien. In de vaas heb ik doorgaande lijnen en sierlijke bewegingen gebruikt. Ik maakte als het ware bewegingen vanuit mijn schouder. Mijn poster doet mij denken aan het  mooie glas-in-lood, maar vooral aan de prachtige vaas uit Spanje.

Component vorm 

In mijn poster heb ik het beeldaspect ‘kleur’ gebruikt. Ik heb verschillende kleuren gebruikt (zachte en harde kleuren). De kleuren stralen een bepaalde sierlijkheid uit. Er staat bovenaan de poster ‘mooie vaas’. Het doel van de poster is om de vaas te kopen. De functie van de kleuren is dus dat mensen de vaas gaan kopen. Voor mij hebben de kleuren ook een betekenis. Als ik zo’n vaas zie wordt ik er helemaal vrolijk van. Ik hoop dat nog veel meer mensen dat gevoel zullen hebben. Ik heb de kleuren met elkaar gemengd. Bij de letters zie je dat goed, daar heb ik meerdere kleuren gebruikt. Maar ook in de kleuren van de vaas kan je dat terugzien. Bijvoorbeeld aan de rechterkant met alle lijnen/slierten door elkaar heen. ook zie je het beeldaspect ‘vorm’ terugkomen. Als je kijkt naar de lijnen dan zijn dat sierlijke lijnen, met een vloeiende beweging en doorgaande lijnen. Dat kan je goed zien aan de bloemen in de vaas en in het middenstuk van de vaas (de sliert naar beneden). Maar ook in de achtergrond, de slierten in de hoeken bijvoorbeeld. Als je kijkt naar de lijnen van de vaas zelf dan heb ik dat ook op een vloeiende manier getekend. En het is een doorgaande lijn. 

Component materie 

Materialen die ik gebruikt heb:

Voorbeelden van de jugendstil
Wit A3/A4 papier
Pastelkrijt
Haarlak

Ik vond het fijn om met pastelkrijt te werken, ik vind dat altijd een erg fijn materiaal en werk er graag mee. Juist omdat je zoveel met het materiaal kan, en er verschillende effecten mee kan maken. Ook vind ik het prettig dat je het pastelkrijt kan uitvegen, zo kan je een mooi resultaat krijgen.
Ik had verder geen ander materiaal willen gebruiken. 

Component beschouwing 

 Ik heb een aantal foto’s opgezocht op internet in de jugendstil. Daar vond ik een aantal foto’s die ik erg mooi vond. Ik heb gekozen om voor de opdracht een vaas te maken. Ik had een foto van een vaas erbij zitten, dus die heeft mij zeker geholpen om tot dat idee te komen, en heb dat plaatje ook mooi kunnen gebruiken bij de opdracht. In dat plaatje zie je goed de verschillende kleuren terugkomen. Maar ook de vorm van de vaas is in een doorgaande lijn. Verder zie je sierlijke vormen in de vaas.

Component werkwijze 

Ik had al eerder met pastelkrijt gewerkt. Ik wist dus al hoe ik het kon gebruiken. Wat ik nieuw heb ontdekt, of eigenlijk meer bij stil stond nadat ik het in de introductie van de docent zag was om met een lichte kleur een opzet te maken. Daardoor kan je er met andere kleuren makkelijker overheen. Klinkt logisch, maar ik ging vaak al gelijk aan de slag met alle kleuren.

Component onderzoek 

 Ik had voorbeelden van foto’s gezocht op internet van de jugendstil. Daar heb ik de foto met de vaas van uitgekozen. Ik heb op een wit A4 vel een opzet gemaakt (helaas heb ik daar geen foto van, omdat ik die toen al had weggegooid en ik er niet meer aan had gedacht om er een foto van te maken). Daarna heb ik die opzet met lichtblauw pastelkrijt op een wit A3 vel getekend. Ik pakte een pastelkrijt en begon met de doorgaande lijn van de vaas. Daarna maakte ik de letters, en begon de vaas in te kleuren met lijnen en kleuren. Toen dat klaar was maakte ik de achtergrond. Dit hield ik bewust iets rustiger omdat de vaas ook al wat drukker was en daardoor komt de vaas ook beter naar voren. Als kader had ik eerst lichtblauw gebruikt. Ik vond het toch een mooier effect geven om dat met geel te doen, en lijn dan iets dikker maken. Als allerlaatste stap van mijn werkproces heb ik haarlak over mijn poster gespoten, zodat de krijt niet meer kan uitvegen.
Zie onderaan de foto’s van mijn werkproces. 

Wat vind je geslaagd? Leg uit. 

Ik ben erg tevreden met mijn eindresultaat. In het begin wist ik niet echt wat ik als eindresultaat kon verwachten, omdat ik nog niet bekend was met de jugendstil (in ieder geval niet bewust). Ik vind de verschillende kleuren in mijn tekening erg mooi. En de sierlijke en doorgaande lijnen komen ook goed terug in mijn poster. 

Wat kon beter? Waarom? 

 Ik vind het jammer dat we de lessen van handschrift nog niet hebben gehad, die had ik mooi voor mijn sierlijke lettervormen kunnen gebruiken. Je ziet in mijn letters wel een sierlijkheid, maar het had nog wel iets meer kunnen zijn. Het woord ‘vaas’ had iets sierlijker gekund.

De stappen van mijn werkproces: 

Voorbeeldfoto's ter inspiratie. 

Het materiaal 'pastelkrijt' waarmee ik aan de slag ging. 

Opzet met lichtblauw pastelkrijt. 

Met verschillende kleuren pastelkrijt de tekening tekenen en inkleuren.

De achtergrond maken. 

Geel kader eromheen, en klaar is mijn poster. 
Het eindresultaat! 





Reflectieformulier beeldend onderwijs

Opdrachtomschrijving: boetseren van een monument van een wachtend persoon 
Naam student: Esmeralda Hoogendoorn

Component betekenis 

Ik heb als opdracht een wachtende vrouw geboetseerd. Vanuit mijn ooghoek kijkt de vrouw vermoeid, alsof ze al uren aan het wachten is. Ze staat niet op hete kolen, maar heeft zich erbij neergelegd dat ze moet wachten. Dit doet mij denken aan de tijd dat ik bij de Xenos werkte. Ik moest regelmatig achter de kassa zitten, en ook op drukke dagen, zo vlak voor de kerst bijvoorbeeld. Dan staat er vaak ook een rij. Je ziet dan op verschillende manieren mensen wachten. Mensen die haast hebben, die geïrriteerd zijn of die zich zoals de vrouw die ik geboetseerd heb zich erbij neer heeft gelegd dat ze moet wachten.  

Component vorm 

Ik heb de volgende beeldaspecten in mijn werk gebruikt:

Ik heb het beeldaspect ‘vormsoort’ gebruikt. De vormen drukken een bepaalde emotie uit, en laten zien wat de mensen van het beeldje doen (wachten). Door de details heb ik de textuur uitgedrukt (bijvoorbeeld het gezicht).

Component materie 

Materialen die ik gebruikt heb:

Potlood en gum
A4 blaadje voor de schets
Voorbeelden van foto’s van wachtende mensen
Chamotteklei
Onderlegger voor de klei
Spatel, mesje en stokje
Knoflookpers

Ik vond het lastig om in het begin met de klei te werken, omdat ik het lastig vind om uiteindelijk voor elkaar te krijgen wat ik in mijn hoofd had. Na een tijdje ging het beter, na wat aanwijzingen van de docent. Ik kreeg een betere vorm in mijn beeld.

Component beschouwing 

Om mij te inspireren heb ik een aantal foto’s op internet opgezocht van wachtende mensen. De foto’s geven mij goede informatie over de houding van de mensen. Hoe ze staan als ze wachten op iets. Maar ook de emotie die mensen erbij hebben, hoe ze daar staan. Ik heb gekozen om de vrouw te boetseren. Ze staat met beide armen over elkaar heen. Ik wilde dat gaan maken.

Component werkwijze 

Ik heb al eens eerder met de materialen gewerkt. Ik heb het klei al eerder gebruikt. En een schets maken, dat doe ik veel. Ik heb geleerd hoe je een gezicht in het beeld kan maken. Dat kan je doen doormiddel van een gereedschap (spatel). Dan druk je als het ware de spatel in het gezicht aan verschillende kanten, en als je dat goed doet krijg je een mooi gezicht. Ik vond het lastig om de benen te boetseren. Het speelde ook mee dat de bovenkant van mijn beeld best wel zwaar was, dus dat heb ik iets minder gemaakt. Uiteindelijk heb ik ervoor gekozen om alleen het bovenlichaam te maken, en dit zag er ook goed uit.

Component onderzoek 

Voor mijn eerste stap in mijn werkproces heb ik voorbeeldfoto’s gezocht op internet van wachtende mensen. Daarna heb ik één foto uitgekozen en daar een schets van gemaakt. En het boetseren kan beginnen! Ik heb een bonk klei gepakt en dat eerst fijn gekneed. Ik probeerde er een vorm in te krijgen, en probeerde de armen over elkaar heen te boetseren. Eenmaal klaar met de armen, ging ik verder met het gladstrijken van mijn beeld. Daarna nog een gezicht gemaakt met een spatel, en haar gemaakt met een knoflookpers. En een sjaal omgedaan. Als allerlaatst heb ik nog een keer goed alles gladgestreken met mijn vingers en spatel.  

Wat vind je geslaagd? Leg uit.

Ik ben uiteindelijk tevreden met wat het is geworden. In het begin dacht ik echt ‘dit wordt niks’. Maar daarom ben ik extra trots op mijn eindresultaat. Ik vind dat je goed kan zien dat het een wachtend persoon is. En ik ben blij met het gezicht van mijn beeld.

Wat kon beter? Waarom?

Het lukte me niet echt om de benen te maken, uiteindelijk heb ik het wel goed opgelost door alleen het bovengedeelte te boetseren. Dit zorgde ook gelijk voor meer stevigheid van het beeld. Wat ik voor een volgende keer zou kunnen doen is mijn beeld iets meer details geven. Nu heb ik dat maar op weinig plekken laten terugkomen, zoals het gezicht.


De stappen van mijn werkproces: 
Voorbeelden van foto's ter inspiratie. 

Schets van een wachtende vrouw.

Proberen er een vorm in te krijgen. 

Al wat meer een vorm. 

Armen om elkaar heen geboetseerd, en beeld gladstrijken. 


Haar, sjaal en gezicht gemaakt. Zijaanzicht. 

Achteraanzicht 


Eindresultaat! 













dinsdag 27 oktober 2015

Reflectieformulier beeldend onderwijs


OpdrachtomschrijvingStadspark in herfstsferen schilderen
Naam student: Esmeralda Hoogendoorn 

Component betekenis 

De opdracht was om met plakkaatverf een stadspark te schilderen in herfstsferen.
Ik heb een park geschilderd in herfstsferen. Er is een bankje, twee eenden, een meertje en bomen en struiken te zien. Ik heb het op een realistische manier gewerkt. Het park is naar de werkelijkheid geschilderd. We moesten gebruik maken van kleurnuance, dit kun je ook terug zien in mijn schilderij van het park. Hoe ik dit gedaan heb is terug te lezen onder het kopje ‘vorm’. In eerste instantie heb ik het schilderij van het park geschilderd omdat het een opdracht is van school. Maar het betekent voor mij ook wel wat. Dit is een park in Utrecht. Ik zat vorig jaar in Utrecht op school. En omdat ik in het begin van mijn opleiding nog geen 18 jaar was, betekende dat geen gratis ov voor mij. Daarom moest ik met mooi weer gaan fietsen van Houten naar Utrecht. Ik kwam dan vlak voor mijn school langs een parkje. Dat lijkt heel erg op het park wat ik geschilderd heb, daarom doet het mij daar zo aan denken. Ik fietste dan op een smal fietspad door het park heen. Ik zag om mij heen een klein meertje met groen eromheen. Er was ook een bankje, waar regelmatig mensen zaten. Ook was het park een mooie gelegenheid voor mensen om te wandelen. Er waren in de zomer en lente veel vliegen, die dan weer in je gezicht vlogen. In de herfst had het park allemaal mooie herfstkleuren, en er lagen al een aantal bladeren op de grond en in het gras. In de winter zat ik lekker in de trein, dus heb ik het park niet echt kunnen zien. Ik vond het altijd een van mijn favoriete stukjes om te fietsen naar school. Erg rustgevend en een fijn gevoel. Even wat anders dan de auto’s en grote kantoorgebouwen. Deze gedachte wilde ik graag in mijn schilderij uitdrukken. Ik hoop dat iemand anders die mijn geschilderde park bekijkt er ook een mooi verhaal bij heeft, en ook aan een fijn gevoel denkt.  

Component vorm

In mijn werk heb ik verschillende beeldaspecten gebruikt. Ik heb het beeldaspect ‘ruimte’ verwerkt in mijn schilderij. Je kan zien dat het een geheel is, dat kun je zien aan de overlapping. Het loopt in elkaar over. Je ziet een verschil in grootte tussen bijvoorbeeld het bankje en de rest van het park. Hier kan je duidelijk zien dat het bankje kleiner is dan het meer of de bomen en struiken. Ik heb gebruik gemaakt van verschillende kleurnuances. In de opdracht moest het park in herfsttinten geschilderd worden, dat heb ik dus ook gedaan. Ik heb tinten als oranje, geel, wit, rood en bruin gebruikt en met elkaar gemengd. Maar ook blauw voor het meertje. Bij het meer probeerde ik een bepaalde diepte te maken, doormiddel van donkere en lichte kleuren. Ik heb gebruik gemaakt van een horizon. Op mijn voorbeeld heb ik een lijn getrokken, zodat ik goed kon zien op welke plek in de tekening het meer en te struiken enzovoort stonden. Ik heb de horizon ook gebruikt om diepte te krijgen in mijn schilderij (wat eerst niet lukte, maar door de horizon wel).
Ook heb ik als compositie een kader gebruikt. Dit kun je zien aan de witte lijnen om het schilderij heen. (zie eindresultaat voor de foto, om de beeldaspecten te herkennen)

Component materie

Materialen die ik gebruikt heb:

Potlood en gum
Voorbeeld van afbeeldingen van parken
Schets op A4-papier van park
Verfkwasten (klein en groot)
Plakkaatverf: wit, bruin, geel, oranje, rood, blauw
Grijs A3 vel
Papier om verf op te doen
Doekjes voorkwast
Bakje met water

Het was alweer een tijdje geleden dat ik met plakkaatverf had gewerkt, dus het was weer even inkomen. Ik vond het vooral lastig om het in de juiste herfsttinten te krijgen en daarbij ook nog een diepte in het park te krijgen. Ik merkte dat het papier iets begon te golven, dus ik verfde iets te dik. Gelukkig was het grijze papier iets dikker, waardoor ik er minder last van had. Ik had verder geen andere materialen willen gebruiken. 

Component beschouwing 

Ik heb op internet foto’s gezocht van parken, en heb gekeken welke parken mij aanspraken. Ik heb daarvoor vooral parken in Houten en Utrecht gezocht, omdat dat in mijn omgeving is en ik me er daardoor beter in kan verplaatsen. Op de foto is te zien welke parken ik heb gevonden. Uiteindelijk heb ik voor het eerste park gekozen in Utrecht. Je kan onder het kopje betekenis terug lezen waarom ik voor dit park heb gekozen.

Op de foto’s is de lichtval goed te zien (schaduwen). Ook de diepte in de parken is goed weergegeven. Huizen of bomen die verder weg staan zijn kleiner. Je ziet ook het verschil in grootte. Dat zie je aan het bankje en de eenden op de eerste foto. Of de bomen en huizen die verder weg staan op de derde foto. Wat dan ook gelijk weer te maken heeft met de diepte van het park. 

Component werkwijze 

Ik heb één foto uitgekozen die mij inspireerde, daarvan heb ik een schets met potlood gemaakt. Daarna heb ik met plakkaatverf gewerkt. Hier heb ik al eerder meegewerkt, maar was al wel weer een tijdje geleden. In het verleden heb ik een landschap moeten schilderen. Ook met verschillende tinten van kleurgebruik. Wat ik alleen nog lastig vond was om diepte in je schilderwerk te krijgen. Dat heb ik nieuw ontdekt. Door een horizon te gebruiken kan dat je helpen om diepte te krijgen in je schilderwerk. 

Component onderzoek 

Ik heb dus een aantal foto’s gebruikt, zoals ik onder het kopje ‘beschouwing’ heb beschreven. Daarvan heb ik één foto van een park uitgekozen en daarvan heb ik een schets met potlood gemaakt op een A4 blaadje. Daarna heb ik op een grijs A3 papier mijn schets opnieuw getekend. Toen dat klaar was heb ik eerst een witte lijn als kader gebruikt om mijn park heen. En daarna met de verf het park ingevuld, doormiddel van de verfkleuren te mengen. Ik heb donkere en lichte tinten gebruikt, waardoor er meer diepte ontstond. Ik vond het wel lastig om een diepte te krijgen in mijn schilderij van het park. Wat ik al eerder aangaf onder het component ‘vorm’.

Wat vind je geslaagd? Leg uit. 

Ik vind dat je de diepte van het park terug kan zien. In het begin was dit nog niet het geval. Maar door toch door te gaan, en blijven proberen ben ik uiteindelijk tevreden met het eindresultaat. 

Wat kon beter? Waarom?

Op sommige plekken kon ik de kleuren meer en mooier in elkaar overlappen. Dat zie je vooral in het bovengedeelte van het park. 

De stappen van mijn werkproces:


Voorbeelden van foto's ter inspiratie.

Schets met potlood op een A4 formaat.

Op een grijs A3 papier mijn schets opnieuw getekend, met een wit kader eromheen.

Met plakkaatverf het park invullen.

Het eindresultaat!